Durf te falen

Durf te falen

We dineren en hebben lol. Mijn tafelgenote behaalde een gouden medaille op de Olympische Spelen. Maar wat maakt nu dat verschil? Welk kind haalt de top? Jaren van afzien en noeste arbeid leiden lang niet altijd tot het allerbeste resultaat. Als je niets kunt, kom je er sowieso niet. Maar zelfs als je knettergoed bent, kom je er soms ook niet. Er komt dus meer bij kijken. Je kunt nog zoveel talent hebben, nog zo hard werken, maar misschien is het nog veel belangrijker om te leren omgaan met verliezen. Zelfs de beste topsporters hebben in hun leven veelal meer wedstrijden verloren dan gewonnen.

We leven in een wereld waarin we met z’n allen elkaar wijsmaken dat iedereen de top kan halen, als je maar hard genoeg werkt en als je het niet gemaakt hebt (wat dat dan ook moge zijn) dat dat toch vooral aan jezelf ligt omdat je dus niet hard genoeg hebt gewerkt.

Bijna nergens worden fouten zo hard afgestraft als in de sport. Wij hanteren sowieso een systeem waar fouten hard worden afgestraft. Dit geldt ook buiten de sport. Een antwoord is goed of fout. Het maken van een fout staat voor falen. Door de mand vallen. Niet goed genoeg zijn. Falen betekent immers niet opgesteld worden, niet verder mogen studeren. Maar iedere sporter, en zeker de allergrootsten, weet dat juist het maken van fouten – het keiharde vallen – zelfs voor het oog van de wereld, nieuwe creativiteit kan aanboren, een impuls kan geven aan een carrière.

Dit geldt ook buiten de sport. Ook Oprah Winfrey en Walt Disney werden ooit ontslagen. Ik vraag studenten weleens: “Wordt het niet eens tijd dat eeuwige door-de-mand-valsyndroom af te schudden? Wat is het ergste dat kan gebeuren?”

Mijn tafelgenote neemt een slok wijn nadat ze heeft verhaald over haar leven waarin alles in het teken stond van sport. Voor haar is er maar één conclusie: “Topsporters zijn gewoon gek, echt Marjan, knettergek.”