‘Je vader heeft gebeld’
“Je moet je column nog schrijven.”
“Ja”, zegt de dochter, “we moeten zo weg.”
Haar vader roert in zijn kopje zwarte koffie waar nog geen suiker in zit. Haar moeder buigt zich net te diep voorover en probeert haar kopje koffie te pakken. Ze grijpt mis en probeert haar evenwicht te bewaren. Snel wordt moeder door vader geholpen.
“Dat ging bijna mis”, constateert moeder.
“Zo gaat het nou steeds”, zegt vader. “Gisteren kwam ze thuis van de dagopvang, haalt haar vinger over dat kastje en zegt dat er stof ligt.”
“En toen?” vraagt de dochter, “gaf je haar toen een stofdoek en zei: ga gerust je gang.”
“Nee”, zegt vader, “dat doet ze dan toch niet…” Hij is even stil. “Twee weken geleden heeft ze nog 112 gebeld.”
“Dat doet ze toch niet zomaar?” zegt de dochter.
“Nee”, zegt moeder, “dat doe ik niet zomaar.”
De vader gaat onverstoorbaar verder: “En toen kwam de politie weer hier en heb ik gezegd: kijk maar eens hoe vaak jullie hier al zijn geweest.”
“Ja”, zegt moeder, “dat heeft hij toen gezegd.”
De dochter duikt in elkaar, beelden van een blauw oog en val van de trap schieten door haar hoofd.
‘Je vader wil praten over de uithuisplaatsing van je moeder’
“Nou, en dan komen ze weer hoor, die van Veilig Thuis”, zegt vader.
“Maar het is toch ook onveilig”, zegt de dochter.
“Ja”, zegt moeder, “dat is wel zo.”
“We moeten nu echt weg”, zegt de dochter en staat op. Thuis klapt zij haar laptop open en staart naar het scherm. Het gaat niet en klapt het scherm weer dicht. Dit herhaalt zich dag na dag.
“Je vader heeft gebeld.”
“O”, zegt de dochter. O zegt zij vaker wanneer ze niet weet wat ze moet zeggen.
“Je vader wil praten over de definitieve uithuisplaatsing van je moeder.”
Jaren na de legionella-infectie die moeders hersenen aantastte en haar goeddeels het zicht ontnam, is het zover.
De dochter klapt haar laptop open en begint te typen. Er komt blijkbaar geen andere tekst op het scherm dan deze.