Spektakelsport

Spektakelsport

Wanneer ik dit schrijf, lopen de Spelen tegen het eind. Dagenlang, urenlang is hartstochtelijk gesproken over atleten, de prestaties en de randverschijnselen zoals de tong van paard Parzival (het paard van Adelinde dat niet kon deelnemen vanwege een insectenbeet), het naar huis sturen van Yuri (Van Gelder, de turner) of de welles-nietesberoving in Rio van twee Amerikaanse zwemmers. We konden heerlijk een kant kiezen voor of tegen Yuri. Geliefde helden zoals Epke of Ranomi presteerden hier en daar wat minder, maar er ontstonden ook weer nieuwe helden, zoals Anna van der Breggen en Sanne Wevers.

De machtige spektakelsport vervult ons zo van voldoende gespreksstof om de dag door te komen en laat ons even alle tegenstellingen vergeten. Ongeacht kleur, afkomst, politieke gezindheid, religie… gewoon opdat de allerbeste wint. Niemand pikt het wanneer de gouden medaille niet aan de beste, maar de op een na beste wordt gegeven omdat zij/hij ook zo aardig heeft meegestreden en zonder haar of zijn tegenstand de atleet niet tot deze ongekende prestatie was gekomen. Het is in Rio ook heerlijk toeven voor de bobo’s die zich gewillig laten omringen door oppermachtige atleten, zich laten fotograferen tussen aandoenlijke favelajeugd die mee kan doen aan de door Nederland georganiseerde sportclinics.

Voor de ogen van het miljoenenpubliek speelt ondertussen de concurrentiestrijd zich tussen atleten af. Iedereen heeft mee kunnen kijken of Ferry Weertman na tien kilometer zwemmen in de Braziliaanse zee eerder aantikte dan zijn tegenstander.

Het gaat niet noodzakelijkerwijs om kwaliteit

Hoe duister is dan de concurrentiestrijd om een bobo-positie. “Als je knettergoed bent, kom je er wel”, zo sprak een leidinggevende binnen een ministerie ons eens toe. Waarop een collega mij aantikte: “Dat je ’t even weet… de knettergoeden bekleden hier de beste positie.” Gevolgd door een schaterlach.

Doen in de strijd om de macht altijd de besten mee? Het gaat geregeld om het toespelen van posities op basis van loyaliteit – ik doe wat voor jou, jij wat voor mij – en niet noodzakelijkerwijs om kwaliteit. In deze onzichtbare strijd om de macht kan de verliezer zich echter altijd verzoenen met de gedachte dat de strijd niet eerlijk was.