De ex-voorzitter
Voor de ontwikkeling van mijn vakgebied is het belangrijk voeling te houden met de praktijk. Zo kom ik bij grote bonden, maar ook bij kleinere verenigingen in het land. Gelukkig is er altijd een oplettend op-de-uitkijk-staand bestuurslid om mij te ontvangen, zodat ik niet per ongeluk bij de concurrerende buurvereniging naar binnenloop. In het clubhuis staat de verwarming hoog, staan de koffiekannen klaar en er zijn koekjes. Ik zit naast de voorzitter die de vergadering opent. Vervolgens staat iedereen op om een minuut stilte te betrachten voor een overleden vrijwilliger. Deze was heel aardig en deed erg z’n best.
Dan gaan we zitten op onze klapstoeltjes. Een meneer brult boos tegen de voorzitter dat hij een beroep wil doen op de Wet openbaarheid van bestuur. Elke vereniging heeft haar eigen boosmens. Ik leg uit dat deze wet voor overheden geldt en niet voor verenigingen. Vervolgens gaan we de statuten behandelen en probeer ik uit te leggen welke taken en bevoegdheden het bestuur heeft en welke de algemene ledenvergadering.
“Dat is goed uitgelegd”, zegt een oudere meneer op de eerste rij en steekt zijn duim omhoog. De boosmeneer is het hier niet mee eens. “U zegt dat nu wel, maar wie zegt dat u dat allemaal weet?” Een mevrouw achter in de zaal zegt dat het klopt wat ik zeg. De boosmeneer wil dat het bestuur opstapt. Ik vraag of hij kan uitleggen waarom hij dat wil. Dat wil hij niet: “Dat weet het bestuur zelf wel, zegt hij.” “Ga jij dan in het bestuur, maar dat wil je niet, jij wilt alleen maar klagen!” roept een oudere mevrouw. De boosmeneer stampvoet het clubhuis uit. De boze meneer is de ex-voorzitter, fluistert de secretaris die naast mij zit. De vacatures voor het bestuur worden vervuld. Het bestuur is niet langer demissionair. Ik leg uit wat demissionair betekent. Dan volgt applaus. Met een bos bloemen ploeg ik aan de arm van de voorzitter door de klei naar mijn auto. Hij drukt mij vaderlijk tegen zich aan: “Goed gedaan, gelukkig ben je geen huiskamergeleerde.”